Richtlijnen voor het plaatsen van containers

Aan deze richtlijnen moeten de plaatsen van de ondergrondse containers zoveel mogelijk voldoen.

  1. Zoveel mogelijk overlast voorkomen voor aangrenzende percelen.Risico op schade aan de omgeving tijdens het laden en lossen zoveel mogelijk beperken. Moet veilig bereikbaar zijn.
  2. Minimaal 3 meter vanaf de gevel van de woning.Bij een blinde muur kan hiervan worden afgeweken, in dit geval is de afstand bij voorkeur 2 meter. De afstand tot de erfgrens bedraagt minimaal 2 meter.
  3. Bij voorkeur niet voor een deur of onder een raam/ balkon van een woonhuis.Bij voorkeur niet aan de zuid-westzijde van tuinen i.v.m. overheersende windrichting.
  4. Horizontale afstand van de container tot een balkon of galerij: bij voorkeur minimaal 3 meter.
  5. Goed bereikbaar vanuit de aangewezen woningen.Geen obstakels op de toeleidende padenRekening houden met rolstoel- en rollatorgebruikers. Oprit bij een trottoir moet minimaal 1,5 meter breed zijn
  6. Om oneigenlijk gebruik (bijv. parkeren) op of direct nabij de container te voorkomen kunnen voorzieningen worden aangebracht, in de vorm van paaltjes, kattenruggen e.d.
  7. Plaatsing bij voorkeur op gemeentegrond.De opstelplaats voor het inzamelvoertuig moet veilig en verkeerstechnisch verantwoord zijn.
  8. Om de container leeg te kunnen maken mag de afstand vanaf de zijkant van het inzamelvoertuig tot het hart van de container niet meer dan 5 meter zijn.
  9. Tussen de container en het inzamelvoertuig mag geen fietspad liggen.
  10. De containers staan bij voorkeur niet in beeldbepalend openbaar groen.In de buurt van bomen wordt rekening gehouden met de verwachte groei van de boom.
  11. De containers moeten bij voorkeur aan een openbare weg liggen omdat de container bij voorkeur vanaf de openbare weg wordt opgepakt en geleegd.
  12. Achteruit rijden door het inzamelvoertuig moet zoveel mogelijk worden vermeden. Dit in het kader van de bereikbaarheid en veiligheid voor het voertuig en de omgeving.
  13. Om de container(s) goed leeg te kunnen maken, mag ervoor/naast niet worden geparkeerd. Als het nodig is wordt daarvoor een verkeersbesluit genomen of een parkeerverbod ingesteld. Het inzamelvoertuig is ca. 10 meter lang en 2,5 meter breed.
  14. Er wordt gestreefd naar een maximale loopafstand van rond 250 meter, gemeten vanaf de erfgrens. In bijzondere gevallen kan hier van worden afgeweken. Bijv. vanwege:
    a. Techniek (kabels en leidingen in de grond);
    b. Bereikbaarheid en veiligheid van de locatie voor inzamelvoertuigen, medewerkers en inwoners;
    c. Route-efficiency en doelmatigheid: het is kostbaar om voor een klein aantal woningen een extracontainer te plaatsen;
    d. Op verzoek van bewoners.
  15. Onder de containerlocaties mogen geen kabels, leidingen en rioleringen liggen. Het verleggen van kabels en leidingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Pas als er geen alternatieve locatie beschikbaar is worden kabels of leidingen verlegd.
  16. Het inzamelvoertuig mag de container niet over geparkeerde auto’s takelen.
  17. Het straatwerk rondom de container moet egaal en afwaterend zijn zodat er geen plassen blijven staan.
  18. Rondom het loopvlak om de container moet minimaal een hele stoeptegel geplaatst kunnen worden.
  19. In historische kernen wordt rekening gehouden met gezichtsbepalende objecten zoals monumenten, beschermd dorpsgezicht, archeologische objecten, gebouwen.